Zijn sociale media boosdoener in het verspreiden van complottheorieën?
Wie het heeft over complotdenken of complottheorieën, stuit al gauw op woorden als ‘echokamers’ en ‘filterbubbels’. Mensen zouden in een rabbit hole belanden waarin ze hun eigen gelijk steeds weer bevestigd zien. En daardoor langzaam naar steeds extremer gedachtegoed worden gezogen. Een belangrijke boosdoener daarvan zouden sociale media zijn, die door middel van algoritmen mensen in dit konijnenhol zuigen. Maar is het wel zo simpel? Welke rol spelen sociale media eigenlijk bij complottheorieën?
Waar hebben we het eigenlijk over
Sociale media, sociale netwerken; voorheen werd nog wel eens onderscheid gemaakt tussen beiden. Sociale media zouden primair een manier zijn om online informatie te delen of over te brengen naar een breed publiek, terwijl sociale netwerken – volgens Wikipedia een type online social media platform – primair de functie hebben om mensen (met gelijke interesses) bijeen te brengen. Dat vraagt een zekere toewijding of activiteit (‘engagement’) van gebruikers. Het klassieke voorbeeld van een dergelijk netwerk is Facebook.
Inmiddels is dit onderscheid behoorlijk wazig geworden. Vrijwel alle sociale media hebben inmiddels bewezen ook een gemeenschaps- of netwerkfunctie te hebben, zelfs als dat – in eerste instantie – niet het beoogde doel was. Denk bijvoorbeeld aan YouTube, wat in eerste instantie een platform was waarop mensen zelfgemaakte video’s konden delen. Inmiddels bestaan er hele YouTube-gemeenschappen waarin het verdienmodel de interactie is met de kijker die zich onderdeel voelt van deze gemeenschap. Andersom zou je kunnen stellen dat Facebook, in eerste instantie erop gericht om met vrienden en kennissen in contact te komen, voor een groep mensen ook een belangrijke informatiebron is geworden om op de hoogte te blijven van wat er gaande is in de wereld.
Kortom: wie het heeft over sociale media, heeft het meestal ook over sociale netwerken en andersom.
Het gebruik van sociale media
Hoe iemand gebruikmaakt van sociale media verschilt. Vorig jaar maakte ik een Twitter-analyse waarin ik keek naar hoe er - in het Nederlands - werd getweet over een bepaald vermeend complot. Uit de analyse bleek dat de aanhangers van de complottheorie Twitter op verschillende manieren gebruikten. Zowel als een manier om gelijkgestemden samen te brengen, als een manier om mensen door te verwijzen naar semi-open of gesloten platforms, waar de discussie verder ging. Denk aan Telegramkanalen. Ook werd Twitter gebruikt om interactie te zoeken met prominente mensen of (mainstream) media, die aandacht voor het vermeende complot konden vergroten.
De manier waarop sociale media kunnen worden ingezet, verschilt. Net zo goed verschilt ook het type gebruiker. Er zijn mensen die het ‘gezicht’ zijn van een bepaalde complottheorie, er zijn mensen die meer op de achtergrond blijven maar cruciaal zijn in het maken van aantrekkelijke content, er zijn mensen die het beheer van een Facebookpagina of Telegramkanaal op zich nemen. Er zijn mensen die content consumeren en het daarbij laten, en mensen die de content vervolgens ook nog eens actief gaan verspreiden.
Al deze mensen hebben waarschijnlijk uiteenlopende redenen waarom ze doen wat ze doen, motivaties die bovendien in de loop der tijd kunnen veranderen. Denk aan bezorgdheid over de staat van Nederland of de wereld, idealisme, opportunisme, financieel gewin, aanzien, teleurstelling of juist plezier, of een mix hiervan. Dit alles maakt het complex om te spreken over ‘de gebruiker’ van ‘sociale media’.
De verbinders: misschien wel het meest interessant
Wat mij het meest opviel aan de uitkomsten van de netwerkanalyse? De veronderstelling dat er sprake is van een afgesloten omgeving waarin dezelfde ideeën constant worden herhaald zonder interactie met tegengeluid, was maar deels waar. Ja, er waren een aantal Twitteraars aan de randen van het netwerk die vooral met elkaar interacteerden, maar er waren ook Twitteraars in het midden van het netwerk, die juist actief interactie zochten met mensen die (nog) niet overtuigd waren van de theorie. Zij zijn niet het meest zichtbaar voor de buitenwereld, maar spelen een belangrijke rol in het verkrijgen van aandacht en verspreiden van het gedachtegoed. Zogeheten ‘connective leaders’ (zie Poell et al., 2015) zijn de verbinders die de juiste omstandigheden creëren waarin een theorie of gemeenschap kan floreren.
Interessant is ook dat onderzoeker Marijn Keizer (Institute for Advanced Study in Toulouse) recent in de Volkskrant stelde zich meer zorgen te maken over filterbubbels met andersgestemden dan gelijkgestemden. Uit zijn onderzoek bleek dat mensen die al een extreme mening hebben, deze standpunten juist versterkt zien door in aanraking te komen met andersdenkenden (De Volkskrant, 14 juli 2023, ‘Neemt polarisatie in Nederland toe door de komst van sociale media?’).
Wie is de baas?
Een belangrijke kanttekening is wel dat we nog maar weinig weten over de algoritmen die worden gebruikt door sociale media platforms. De veronderstelling is dat deze in het algemeen gericht zijn op het verleiden van de gebruiker om zo lang mogelijk te blijven hangen op een platform. De vraag is dus in hoeverre gebruikers, waaronder verspreiders van complotnarratieven, hun informatie kunnen ‘sturen’ of dat ook voor hen het algoritme daarin leidend is. Vervolgens is het bovendien nog maar de vraag of dat leidt tot andere, extreme(re) denkbeelden bij het publiek dat de content ziet, en of dat dan ook nog eens leidt tot meer polarisatie. Spoiler: het is niet zo simpel. Voor een inkijkje in de overwegingen raad ik je aan het eerdergenoemde artikel in De Volkskrant te lezen, of het hoofdstuk van Emma Ooms in de bundel Politiek Polarisatie in Nederland (zie de link onderaan dit artikel).
Vast staat bovendien dat consumenten van content op sociale media een zekere keuzevrijheid hebben. Niet per se altijd om ergens wel of niet mee in aanraking te komen - want dat gebeurt soms simpelweg - maar wel om daar vervolgens iets mee te doen. Erin meegaan of niet, er meer over willen weten of niet. Algoritmen spelen daar misschien wel deels een rol in, maar die rol zou ik ook weer niet willen overschatten. Of iets resoneert met jou als gebruiker, zal ook te maken hebben met je persoonlijke omstandigheden én de maatschappij waarin je je bevindt.
Zoals Tom Dobber stelt in de bundel Politieke Polarisatie in Nederland, waar hij de werking van algoritmen uitlegt: “Het is waarschijnlijker dat algoritmes polarisatie versterken dan dat ze polarisatie veroorzaken. Structurele problemen als ongelijkheid en identiteit kunnen via algoritmes worden uitvergroot en versterkt, maar algoritmes zijn toegepast in een wereld die al bolstond van ongelijkheid en verschillende identiteitspercepties” (p.144).
Belang van onderzoek
Sociale media zijn niet meer weg te denken uit ons bestaan. Voor veel mensen zijn ze, naast leuk tijdverdrijf, ook een manier om informatie te vergaren en nieuws te consumeren. Dat sociale media een rol spelen bij het verspreiden van extremere ideeën of complotten, is niet meer te ontkennen. Maar welke rol precies en wat dat vervolgens doet met de ideeën en meningen van de ontvanger, is een complexer vraagstuk.
Door onderzoek te doen, komen we steeds iets meer te weten. Zelf ben ik erg benieuwd naar de uitkomsten van het grootschalige onderzoek naar 208 miljoen Facebookaccounts (de eerste resultaten zijn inmiddels te lezen in Science en Nature) en het onderzoek naar de invloed van zoekmachines van de Universiteit Twente.
Meer lezen/zien/luisteren
- Onderzoek van de Universiteit Twente naar de invloed van zoekmachines;
- Collega Lidwien van de Wijngaert schreef eerder al een artikel over filterbubbels en echokamers in het Zwarte Piet-debat;
- De bundel Politieke Polarisatie in Nederland, met daarin ook een bijdrage van collega’s Marianne van Bochove, Tess Schijvenaars en Hans Moors. Gratis te downloaden via deze link;
- Thomas Poell, Rasha Abdulla, Bernhard Rieder, Robbert Woltering & Liesbeth Zack (2015): Protest leadership in the age of social media, Information, Communication & Society, DOI: 10.1080/1369118X.2015.1088049;
- Podcast Rabbit Hole van de New York Times. Uit 2020, maar nog steeds relevant.